Placeholder image

Positieve eerste resultaten met aanpak probleemgedrag op jonge leeftijd: 'We horen vaak dat een leerkracht van de basisschool het al zag aankomen'

26 maart 2021
Als probleemgedrag bij jonge kinderen vroeg genoeg wordt opgemerkt en aangepakt, kan dit voorkomen dat ze op latere leeftijd ernstiger problemen ontwikkelen of van het rechte pad raken. Dat is het idee achter het preventief interventieteam (PIT) waarmee de gemeente Leiden sinds anderhalf jaar werkt. De eerste resultaten zijn positief.

„Ze gaan mij helpen met mijn boosheid, want ik word eigenlijk zo snel boos", zei een leerling van de Brede School Merenwijk in Leiden. Hij is een van de zes kinderen die hier meedoet met de PIT-aanpak. „Ik vind het zo knap hoe hij zich nu al uitdrukt", zegt directeur Ger van der Meer (66). „Je ziet dat veel kinderen hun boosheid uiten door knokpartijen, schelden of een grote mond. Maar vaak ligt onder die boosheid nog iets anders: angst, onzekerheid en verdriet.

Het interventieteam wil kinderen met aanhoudende gedragsproblemen vroegtijdig signaleren om te voorkomen dat ze op latere leeftijd ernstige problemen ontwikkelen. Daarvoor kijken ze niet alleen naar het gedrag zelf, maar ook naar de onderliggende oorzaken. Scholen, wetenschappers en coaches werken samen om dit doel te bereiken. Zij merken dat leerlingen die vaak ruzie maken, boos zijn of schelden, zich nu rustiger gedragen. 75 tot 80 procent van de PIT-kinderen is volgens de eerste resultaten geholpen met de aanpak.

Onderzoek

Scholen schakelen het team in als een leerling vastloopt in de ontwikkeling. „Er moet echt een 'hardnekkig' probleem zijn", legt hoogleraar van Universiteit Leiden Hanna Swaab uit. Zij doet onderzoek naar de PIT-aanpak. „Kinderen kunnen sociaal niet goed met leeftijdsgenoten meekomen, belanden vaak in ruzies of zitten hun eigen ontwikkeling in de weg."

Eerst denkt een PIT-coach met een school mee of een kind binnen de aanpak past. Daarna volgen gesprekken tussen ouders, leerkrachten, interne begeleiders, coaches en de schooldirecteur. Als ouders toestemming geven, doet het kind samen met pedagogen op school verschillende testen. Ze onderzoeken of het kind moeite heeft zich in anderen te verplaatsen, met het herkennen van emoties en het begrijpen van sociale situaties, en of het een taalachterstand heeft.

Onderzoekers kijken wat het kind kan leren, maar ook wat het al goed kan. Ze vertalen dit naar het klaslokaal door kinderen vooraan te zetten, andere leermethodes te gebruiken of ze op een andere manier te benaderen. „Als een kind niet kan aflezen dat zijn leraar boos is, moet een leraar dat juist benoemen: ik ben nu boos", legt Swaab uit.

Gangbare therapie

Directeur Van der Meer merkt na een halfjaar al verschil bij haar leerlingen. „Ze zijn rustiger, voelen zich gehoord en kijken uit naar de gesprekken met de PIT-coaches." De PIT-aanpak is gericht op kinderen van de basisschool. „Hoe jonger ze zijn, hoe meer ze ervoor openstaan." Dat is volgens Swaab ook de reden dat dit project startte: „Bij volwassenen die bijvoorbeeld in de criminaliteit belanden, horen we vaak dat een leerkracht van de basisschool dit al zag aankomen."

Swaab stelt dat de aanpak beter werkt dan gangbare therapie. Daarbij is vaak maar de helft van de behandelde kinderen geholpen. Wat is het verschil? Scholen horen niet alleen maar via verslagen van een hulpverlener wat een kind belemmert in de ontwikkeling, ze zijn nu onderdeel van de jeugdhulp. Ook hoeven kinderen niet te wachten op een diagnose en communiceren PIT'ers niet met de woorden 'jeugdhulpverlener' en 'pedagoog'.

Vooral dat laatste is belangrijk voor de ouders, zo merken ook de PIT-coaches. Als zij beginnen met de gesprekken, moeten ze vaak eerst 'ontdooien'. „De verhalen dat jullie ons gaan helpen, kennen we nu wel van andere hulpverleners", hoort Chantal de Rooij regelmatig. Collega Rik van Egmond reageert: „Of ze zeggen: maar de school heeft zijn zaken niet op orde. Waarom moet mijn kind hulp zoeken?"

Totaalpakketje

„Het is een proces van een lange adem", zegt PIT-coach Alfons Verton. „Je gaat een paar stappen vooruit en dan weer achteruit." Zo is iedere dag ook anders. Met de één maken ze rustig huiswerk en met de ander zitten ze met 'Veilig Thuis' aan tafel. „Zo kom ik net van een school", vertelt Chantal, „waar een jongetje al dagen niet aanwezig was en ineens opdook. Dan ga je meteen met hem in gesprek. Het bleek dat hij de online lessen niet kon volgen. Dat kunnen we dan samen oplossen."

Het gaat er volgens de coaches vooral om dat de kinderen zich gehoord en gezien voelen. Dat zit hem al in de kleine dingen. „Zo heb ik een kind die noemt mij nu: 'Rik, zijn advocaat'", vertelt Rik. „Ik probeerde hem uit te leggen wie ik ben en wat ik doe. Dat ik niet op school werk en hij ook bij mij mag mopperen. Een beetje zoals een advocaat. De jongen moest hard lachen en nu noemt hij me zo."

Volgens Alfons zit de hulp ook in het praktisch meedenken met kinderen: „Je moet bijvoorbeeld nooit komen als een kind gymles heeft. Voor de meesten is dit de leukste les van de week." Zijn collega Rik reageert: „Andersom kan je ze vragen: wat vind je de stomste les? Rekenen? Dan kom ik tijdens díe les langs."

Ook de coaches zien de kinderen rustiger worden door deze aanpak. En ze horen positieve feedback van ouders. „Sommige zeggen: ik heb echt iets nieuws over mijn kind geleerd", zegt Rik. „Of: wist ik dit maar eerder. Als kind had ik hier zelf ook wat aan gehad." Alfons reageert: „Met het PIT-team kijken we echt naar het totaalpakketje en vullen een gat in de hulpverleningswereld."